Natuurgebieden
Nationaal Park de Meinweg
Het ca. 1600 ha grote nationaal park De Meinweg is gelegen in de gemeente Roerdalen ten oosten van Roermond. Het wordt beheerd door Staatsbosbeheer. Het nationaal park vormt tezamen met de aangrenzende Duitse natuurgebieden Meinweg in de Kreis Heinsberg en Lüsekamp en Boschbeektal in de Kreis Viersen landschapsecologisch een eenheid.
Van bijzonder landschappelijk belang zijn de op verschillende hoogtes gelegen terrassen en hun soms steile overgangen (tot 50 m hoogteverschil). Deze zijn ontstaan door de Maas en door de breuken in de aardkorst. Dat de aardkorst nog steeds in beweging is werd tijdens de aardbeving van april 1992 wel erg duidelijk.
De bezoekers treffen in het nationaal park De Meinweg een afwisselend landschap aan, bestaand uit bossen, heiden, beekdalen en afzonderlijke heidevennen. Vele zeldzame en bedreigde voogelsoorten broeden hier, zoals de dodaars, de roodborsttapuit, de zwarte specht, de boomleeuwerik en de nachtzwaluw. Het afwisselende landschap biedt ook dierensoorten als het wildzwijn, het ree, de vos, de bunzing, de steenmarter en het hermelijn een optimaal biotoop.
Het nationaal park is met het aangrenzende Duitse natuurgebied Lüsekamp en Boschbeektal nog de enige plek in de Kreis Viersen en de provincie Limburg, waar nog een levensvatbare populatie van de adder voorkomt. Voor het behoud van de adder is een grensoverschrijdend soortbeschermingsplan opgesteld en worden de beheersmaatregelen thans uitgevoerd.
De expositie in het bezoekerscentrum nationaalpark De Meinweg geeft nadere informatie over natuur en landschap en biedt het gehele jaar door verschillende interressante voorlichtingsactiviteiten aan.
Habitatrichtlijn gebied Meinweg en Ritzroder Dünen
Het habitatrichtlijngebied “Meinweg en Rotzroder Dünen” is door de ondergrond van voedingsarme terras- en stuifzanden een waardevol overblijfsel van voedingsarme biotopen Het ligt aan de rand van een regio waar de intensieve landbouw eigenlijk meer een stempel op heeft gedrukt. Het goed ontwikkelde biotopencomplex, bestaande uit kleine duinen, struikheide, bodemzure bossen, maar vooral uit zijn goed ontwikkelde en weinig gestoorde moerasdelen met laagveen, overgangsveen en moeraspoelen verlenen dit natuurgebied een landelijk belang. Zo zijn de moerassen van het meinweggebied met zijn soortenrijkdom en zijn voedingsarme karakteristiek van groot belang voor de natuur in het Nederrijnse Laagland en de Keulse Bocht.
Het veelvoud aan natuurlijke ontwikkelingsstadia - van open heidevijver via verschillende vormen van overgangsmoerassen tot en met de Vochtheide - en de goede toestand waarin het gebied zich grotendeels bevindt, bewijzen dat dit gebied een buitengewoon plaats inneemt onder vergelijkbare gebieden in het nederrijnse. Op de zandgronden van de hoofdterrassen (op dit moment met een bedekking van stuifzand) staan op sommige plaatsen bodemzure eikenbossen, die samen met terreinen begroeid met struikheide het belang van dit gebied verder vergroten.
De Meinweg behoort met zijn moerassen tot de hoogtepunten van de moerasbescherming in de natuurlijke ruimte. Als leefruimte voor belangrijke soorten zoals de boomleeuwerik, de adder en talrijke libellensoorten is het belangrijk voor het hele land. De voormalige vlaskuilen, waar vroeger het vlas na de oogst in geweekt werd, in het noorden van het gebied rond de Ritzroder Dünen zijn van groot cultuurhistorisch belang. Daarnaast laten de periodiek droogvallende poeltjes een veelvoud zien aan kleinschalige, afwisselende leefruimtes voor vele dier- en plantensoorten.
Vlootbeek, Munningsbos en landgoed Rozendaal
De Vlootbeek heeft haar oorsprong in de Duitse gemeente Heinsberg en heet hier Flutgraben. Vanaf de grens stroomt de Vlootbeek door de gemeente Ambt Montfort en door de gemeente Maasbracht, waar ze in de Maas uitmondt.
Na gedeeltelijke ontwatering werden in de 17. eeuw de veen- en moerasgebieden in het beekdal verveend. De Vlootbeek is thans geen natuurlijk beeksysteem meer. Zowel de naam in Nederland als in Duitsland duiden op de functie voor het bevloeien van aangrenzende landbouwgronden. Het verloop van de beek werd zodanig aangepast, dat met name de gras- en hooilanden regelmatig en gecontroleerd onder water gezet konden worden. Daardoor ontstond een natuurlijke bemesting en kon de productie op deze vloeivelden toenemen.
Tussen Montfort en St. Odiliënberg ligt het Munningsbos, een voormalig landgoedbos. De Vlootbeek stroomt hier door een duinencomplex. De vegetatie bestaat uit drogere naaldbossen, vochtige eikenbossen, enkele elzenbroekbossen en enkele natte graslanden langs de beek. Binnen dit gebied kunnen alle vijf in Nederland broedende spechtensoorten worden gezien: grote-, middelste- en kleine bonte specht, groene en zwarte specht. Ook komt hier de in Nederland zeldzame kever het vliegend hert voor.
Naast een aantal gebiedjes rond het Munningsbos beheert de Stichting Limburgs Landschap ook het verder stroomafwaarts gelegen landgoed Rozendaal. Hier is het doel door geeigende natuurontwikkelingsprojecten dit gebied weer aantrekkelijk te maken voor hervestiging van de boomkikker vanuit de kernpopulatie in De Doort. Typisch voor het dal van de Vlootbeek is de rust in combinatie met een visueel aantrekkelijk landschap. Tijdens tochten door dit gebied kunnen de voor het cultuurlandschap karakteristieke vogels als de boompieper, grasmus, geelgors, de boomleeuwerik en af en toe de roodborsttapuit worden aangetroffen.
Het Roerdal
In tegenstelling tot de Swalm en Nette waarvan de bronnen binnen het Grenspark Maas-Swalm-Nette zijn gelegen, heeft de Roer haar oorsprong in de Eifel. De Roer stroomt als Rur bij de Adolfosee ten oosten van Heinsberg en ten zuiden van Wassenberg het Grenspark binnen. Tussen Effeld en Vlodrop in de gemeente Roerdalen gaar de rivier de grns over. Verder stroomafwaarts vormt de Roer de grens tussen de gemeenten Roerdalen en Ambt Montfort enerzijds en Ambt Montfort en Roermond anderzijds. In Roermond mondt de Roer in de Maas.
Het Roerdal wordt gekenmerkt door een relatief open agrarisch cultuurlandschap. Het Duitse deel van de Rur is sterk gekanaliseerd. Hier bevinden zich meerdere zand- en grindgaten. Daaruit ontstonden recreatiegebieden als de Adolfosee in Wassenberg en de Effelderwaldsee ten noorden van Effeld.
De Roer heeft in Nederland grotendeels nog haar meanderende karakter behouden. Ook al zijn op veel plaatsen de oevers vastgelegd, er zijn nog meerdere trajecten waar de rivier haar natuurlijke dynamik toont. Voor het natuurbehoud zijn vooral de voormalige thans niet meer stromende meanders van belang. Zij tonen de verschillende stadia van de verlanding. Ten zuiden van Herkenbosch en ten oosten van Kasteel Daelenbroek, een gerestaureerde waterburcht, bevinden zich de Turfkoelen. Dit kleine natuurgebiedje omvat vennen en moerassen die zijn ontstaan na het afgraven van de turf uit het voormalige beekdal, dat zich hier bevond.
Bij zeer hoge waterstanden in de Maas treedt ook de Roer buiten haar oevers. De meeste meanders vertonen nog open water met watervegetaties en oevers bestaande uit o.a. wilgenstruwelen en zeggenvegetaties. In het eigenlijke beekdal bevinden zich verder vochtige graslanden, enkele essen-iepenbossen, elzenbroekbossen en populierenbossen. Op de hoger gelegen gronden bevinden zich eiken-berken- en eiken-beukenbossen en op sommige plaatsen productiebossen van grove dennen. De oude meanders zijn van belang voor waterinsekten en als voortplantingsplaats voor amfibieën. Door gerichte natuurontwikkelingsprojecten en beheersmaatregelen wordt in de nabije toekomst dit biotoop verder verbeterd.
In het beekdal van de Roer komen de voor stromende laaglandbeken kenmerkende broedvogels als ijsvogel, grote gele kwikstaart en oeverzwaluw voor. Het beekdal is een belangrijk leefgebied voor de watervleermuis en de das. De Roer is door de bevers uit de Eifel als verbinding gebruikt om nieuwe gebieden langs de Maas en weer stroomopwaarts langs de Swalm op te zoeken.
Lüsekamp en Boschbeektal
Het ca. 250 ha grote natuurgebied Lüsekamp und Boschbeektal is gelegen in de gemeente Niederkrüchten in de Kreis Viersen. Het grenst direct aan het Nationaalpark De Meinweg in Nederland.
Voor het deelgebied Lüsekamp is de overgang van het hoger gelegen hoogterras met zijn droge beuken- en dennenbossen naar de kwelgebieden onder langs de terrasrand typerend. Naast de berkenbroekbossen en gagelmoerassen bevinden zich langs de terrasrand heischrale graslanden en vochtige heiden. De open vegetaties worden door de kudde veenschapen kort gehouden.
Het dal van de Boschbeek is eveneens gekarakteriseerd door de overgang van hoger en droger naar lager en nat. Met de voortdurende verandering van de loop van de Boschbeek verandert ook de grens tussen Nederland en Duitsland, daar de grens precies in het midden van de Boschbeek gelegen is.
In beide deelgebieden van het natuurgebied bevinden zich grotere complexen van gagelmoerassen waar Roodborsttapuiten en Blauwborsten broeden. In het natuurgebied Lüsekamp und Boschbeek en het aangrenzende Nationaalpark De Meinweg bevindt zich de grootste adderpopulatie langs de gehele Nederlands-Duitse grens. Het gebied beherbergt verder dassen en wilde zwijnen. Als gevolg van de vele uitgevoerde beheers- en natuuronwikkelingsprojecten kon het gebied in de afgelopen decades sterk aan betekenis toenemen.
Natuurgebieden Helpensteiner Bachtal, oberes Schagbachtal en Petersholz
Het natuurgebied Helpensteiner Bachtal, bovenloop Schaagbachtal en Petersholz bevindt zich binnen de gemeenten Wegberg en Wassenberg in de Kreis Heinsberg. Gedeeltelijk grenst dit dit natuurgebied direct aan het nationaal park De Meinweg.
Tussen Wildenrath en Dalheim-Rödgen meandert de Helpensteiner Bach nog vrijwel geheel als natuurlijke beek het 156 ha grote noordelijke deel van het natuurgebied. De oevers worden gevormd door vochtige en oude elzenbroekbossen die op sommige plaatsen het karakter van een oerbos hebben. Het natuurgebied werd in 2003 vergroot met het voormalige vliegveld. Hier hadden zich als gevolg van het militair gebruik zeldzame en bedreigde levensgemeenschappen ontwikkeld. Het gebied is weliswaar nog niet vrij toegankelijk maar ook in de directe omgeving kunnen met een beetje geluk de Boomleeuwerik, de Zwarte Specht, de Klapekster en verschillende insecten , zoals de vlinder Zwaluwstaart. Verder bevindt zich hier een belangrijke populatie van de Wespenspin.
Het beekdal van de Helpensteiner Bach is tevens het dal van de „Motten“. Eén van deze in vroegere tijden door de mens opgeworpen verhogingen in de moerassige bovenloop van de beek is de Motte Duivelsberg. Hier huisden vroeger de vorsten Von Helpenstein. Een paar honderd meter benedenstrooms ligt in de buurt van Dalheim de „Alde Berg“, één van de best bewaard gebleven motten van de Nederijn. Na een steile klim heft men hier een prachtig uitzicht over het cultuurlandschap bestaande uit de motte, de voorburcht, slotgrachten (Raky – Weihern) en verdere cultuur-historisch interressante ruines. Verder stroomafwaarts bevindt zich het voormalige Dalheimer Kloster en de Dalheimer Mühle. Het gebouw is omgeven door een beschermd natuurgebied, waarin de natuur geheel zijn gang kan gaan en menselijke ingrepen niet meer aan de orde zijn. Ten zuidoosten van de Dalheimer Mühle liggen de zandafgravngen van de Rosentaler Sandwerke. Hier nodigen de natuurlijke waterplassen uit tot een idyllische picknick.
Tussen Wildenrath en Schaufenberg ligt in het beekdal van de Schaagbach het 153 ha grote zuidelijke deel van het natuurgebied. Hier bevinden zich de brongebieden van vijf beekjes die tot de soortenrijkdom van het vochtige Schaagbachdal bijdragen. De beek slingert, begeleid door tot 20 meter hoge oevers, tot het ten noorden van Wassenberg in het vlakke Maasdal stroomt. Eén van de bronnen bevindt zich ten zuiden van Wildenrath in de buurt van het voormalige landgoed Haus Wildenrath. Uit een oorspronkelijk ridderslot ontstond hier een ‘Fränkische’ boerderij, die in de 60er jaren van de vorige eeuw door het natuurpark Schwalm-Nette tot het eerste milieueducatieve centrum in Duitsland werd omgevormd. Hier kunnen naast de typische natuurlijke vegetaties van de beekdalen ook dieren en planten rond de boerderij worden gezien. Haus Wildenrath is thans in gebruik door de Naturschutzbund NABU Heinsberg.
Tüschenbroicher bos
In het natuurgebied Tüschenbroicher Wald bevinden zich de brongebieden van de Swalm en is derhalve van grote natuurwetenschappelijke betekenis. Tegenwoordig moet echter een groot gedeelte van het water kunstmatig worden aangevoerd, aangezien in verband met de enkele kilometers verderop gelegen bruinkoolwinning de grondwaterstand laag wordt gehouden. Over wandelpaden kunnen de kwelgebieden van de Swalm worden bezocht en kunnen typische voorjaarsbloeiers, meerdere spechtensoorten en langs de bosranden ook reeën worden aangetroffen.
Kasteel Tüschenbroich en de molenvijver zijn cultuurhistorische relicten. Eén wandelpad loopt langs de oliemolen, de molenvijver en de watermolen. Hier bestaat de gelegenheid te vissen en te roeien, waarbij verschillende watervogels zoals de Blauwe Reiger, de IJsvogel eenden en Grauwe Ganzen te zien zijn. ‘s Nachts zijn in het licht van de schijnwerpers, die het eiland (Motte) in de vijver beschijnen, vleermuizen te zien.